Staaf b beweegt met een relatieve snelheid van 3,0 m/s ten opzichte van staaf a naar rechts.
Bepaal eerst de inductiespanning die ontstaat door fluxtoename.
Omdat de weerstand van de staven gegeven is, kan de inductiestroom berekend worden.
Vervolgens bereken je de laplacekracht op de staaf.
Je berekent de inductiespanning correct.
De fout zit in de berekening van de inductiestroom.
De weerstand van de winding bedraagt immers 20 ohm omdat elke staaf afzonderlijk een weerstand heeft van 10 ohm.